Writing

Op leven en dood.

Op Aarde was er leven in overvloed. Er was zoveel leven, dat het heel gewoon en niets bijzonders leek. Leven kwam, leven ging, kwam, ging, in een eindeloze cyclus, zolang de zon brandde, of totdat tijden veranderden.

De mensen zagen dat echter toch net ietsje anders. Zij behoorden ook tot het leven, maar dan net even anders dan al het andere leven, als een iets belangrijkere streng ervan. De mensen zagen zichzelf als de geperfectioneerde vorm van leven, leven dat begrijpt dat het leeft en dat het leven eindig is, en er bewust voor kiest het eigen bestaan te waarborgen door al het andere leven aan zich te onderwerpen. De mensen waren immers niet voor niets in de wereld verschenen, daar moest een goede reden voor zijn, dat was ze wel duidelijk. En als men dan toch bezig was alles aan zich te onderwerpen, dan kon het einddoel enkel het beheersen van het universum zijn. Als de mensen over de schepping zouden heersen, zouden ze ook onsterfelijk zijn, zo klaar als een klontje.

En daarmee was het uiteindelijke doel van de mensen blootgelegd: onsterfelijkheid voor henzelf. Want de dood stond ze in het geheel niet aan, niet zozeer omdat het onduidelijk was of het bestaan na het sterven stopte – want verder dan de gedaante van de dood kon men niet kijken, en een andere vorm van leven was ze onbekend –, maar omdat de dood zich aan de heerschappij van de mensen onttrok. De dood had maling aan het gezag van de mensen en volgde zijn eigen plan. De mensen vonden dat die onvoorspelbare kracht moest worden beteugeld door de dood uit te schakelen, waarmee ze zelf ook onsterfelijk zouden worden en alles op zijn plek viel.

Dat het de mensen ook lukte kwam, voor henzelf, niet als een verrassing. De dood verdween en enkel leven sierde de wereld. Overal was leven en het groeide en bloeide zonder enige remming, er kwam simpelweg geen einde aan, er zat geen stop op, en de wereld raakte overvol met leven. Na verloop van tijd vonden de mensen uit hoe op andere werelden te geraken, en ook daar ontsproot het leven dat, zonder vaart te minderen, groeide, bloeide, woekerde. Het duurde even, maar uiteindelijk was het leven overal in het universum te vinden.

Door al dat leven warmde het heelal snel op. De uitgestrekte lege holtes tussen de sterrenstelsels en clusters raakten er vol van. Ook daar roerde het leven zich en verdween de diepe kou.

Er was geen plek meer te vinden in het universum waar geen leven was, ook was er geen ruimte meer waar het nog kon groeien. In die volledig volgroeide oneindige ruimte begon het leven zichzelf te verdrukken, te verpletteren, waardoor het onvoorstelbare gebeurde: er ging leven dood.

Niet geheel toevallig waren het de mensen die als eerste doodgedrukt werden, daardoor uitstierven en voor eeuwig verdwenen. Maar daar bleef het niet bij. Toen eenmaal de dood was teruggekeerd, al wist niemand van waar, keerde ook de diepe kou terug. Met het afkoelen van de holtes en clusters verdween het leven, nam de duisternis weer bezit van de ruimte en werd het er zo ontzettend ijskoud, dat leven er nauwelijks kon bestaan.

Wat er nog over was aan leven was te vinden op Aarde, waar het in het voorbijgaande schijnsel van de zon in een eindeloze cyclus groeide en bloeide en stierf.

— Niels Duffhues, 2023